Sturingsfilosofie
Leidende principes
Met de omgevingsvisie wil de gemeente de groeiopgaven, zoals vastgesteld in het coalitieakkoord, verwezenlijken. In het coalitieakkoord zijn zes leidende principes vastgesteld: Dordrecht Groeit, Dordrecht Zorgt, Dordrecht Verdient, Dordrecht Verbindt, Dordrecht Geeft Ruimte en Dordrecht Neemt Verantwoordelijkheid. Dordrecht Groeit is een belangrijk leidend principe. De andere principes staan deels in het teken van Dordrecht Groeit, maar hebben ook zelfstandige betekenis. De leidende principes helpen ons scherpe keuzes te maken en het beleid voor de jaren in deze coalitieperiode (2018-2022) af te blijven stemmen op de bestemming, om de stad die we in 2030 willen zijn. We stellen ons bij elke keuze de vraag of dit bijdraagt aan de zes bovengenoemde leidende principes.
De omgevingsvisie vormt het kader voor enkel de fysieke leefomgeving. Daarin speelt het Leidende principe Dordrecht Groeit een belangrijke rol. Vanuit deze fysieke hoek dragen de zeven doelen uit deze omgevingsvisie ook bij aan dit belangrijk leidend principe Dordrecht Groeit!
Samenwerken
We werken voortdurend aan een goede kwaliteit van de fysieke leefomgeving. Dat doen we door zoveel mogelijk samen te werken om onze doelen te behalen en de kwaliteit van de leefomgeving te verbeteren. Binnen Dordrecht, door ruimte te geven aan initiatieven en daarbij te zorgen voor een samenhangende benadering van initiatieven en opgaven. Een goed voorbeeld daarvan is het rode loper traject, een traject dat ervoor zorgt dat initiatiefnemers sneller weten waar zij aan toe zijn. Door heldere kaders vooraf te stellen, hebben zij daarbinnen vervolgens meer ruimte voor eigen invulling van hun initiatief. Initiatiefnemers zorgen zelf voor vroegtijdige participatie van belanghebbenden, want ruimte geven werkt alleen als initiatiefnemers ook verantwoordelijkheid nemen. Buiten Dordrecht trekken we met partners op om gezamenlijk onze doelen te verwezenlijken. Welke coalities daarvoor noodzakelijk zijn verschilt per onderwerp en per situatie.
Zeven doelen
Om de groei te faciliteren en een toekomstbestendige richting te geven formuleren we een aantal doelstellingen waaraan de groei moet voldoen. De opgaven zijn groot, maar de fysieke ruimte is beperkt. Dat betekent dat de groei op een slimme manier moet worden ingevuld zodat de hieronder genoemde doelen optimaal worden gerealiseerd.
De bestaande stad en ontwikkelingen kunnen beiden in meer of mindere mate bijdragen aan elk van de genoemde zeven doelen. Over het Eiland van Dordrecht heen kunnen bepaalde doelen meer of minder prioriteit hebben en kan het wenselijk zijn om aan andere doelen meer aandacht te besteden. Voor een specifieke plek of de samenhang van plekken kan om diverse redenen een bepaald doel meer aandacht verdienen dan de andere doelen. Zo levert verdichting in de Spoorzone een grotere bijdrage aan bijvoorbeeld de aantrekkelijkheid van de stad, maar moet er ook aandacht zijn voor biodiversiteit. Op deze manier leiden de zeven doelen uit de omgevingsvisie voor zowel nieuwe ontwikkelingen als voor de bestaande stad tot integrale ontwikkeling van de fysieke leefomgeving.
Beoordeling van de impact op de fysieke leefomgeving
Er is een beoordeling van de impact op de fysieke leefomgeving van de groeiopgave opgesteld. Dat is gedaan om de keuzes en belangenafweging te maken en zo te sturen op de inrichting van de fysieke leefomgeving. In de impactbeoordeling is onderzocht wat de impact van de hoofdopgaven in de omgevingsvisie van Dordrecht (groei met 10.000 woningen en 4.000 banen) is op de fysieke leefomgeving. Vanuit en voor de zeven doelen in de omgevingsvisie zijn aandachtspunten benoemd voor de groeiambities. Voor Dordrecht algemeen en daar waar nodig voor ontwikkellocaties.
Deze aandachtspunten worden ‘teruggegeven’ aan de omgevingsvisie. Het zijn namelijk aandachtspunten waar in de omgevingsvisie en bij de verdere uitwerking in bijvoorbeeld programma's rekening mee gehouden kan of moet worden. De aandachtspunten zijn erop gericht om te zorgen dat het milieu- en fysieke omgevingsbelang gewaarborgd zijn in de omgevingsvisie of de uitwerking daarvan, bijvoorbeeld in programma’s of omgevingsplan(nen).
De belangrijkste aandachtspunten uit de beoordeling van de impact op de fysieke leefomgeving zijn:
- Voorzieningen: groei vraagt mogelijk om extra voorzieningen, met name op locaties waar de dekkingsgraad van basisvoorzieningen nog niet optimaal is. Tegelijk moeten we voorkomen dat nieuwe basisvoorzieningen (teveel) ten koste gaan van het draagvlak van bestaande voorzieningen. Dit vraagt om een duidelijk inzicht in de huidige staat en kwaliteit van basisvoorzieningen. Het vraagt verder om een duidelijke keuze waar en op welke manier we op ontwikkellocaties nieuwe basisvoorzieningen realiseren.
- Verkeer en mobiliteit: groei zorgt voor een forse toename van (auto)verkeersbewegingen. De vraag is hoe hiermee om te gaan. Traditioneel verder faciliteren van de groei van autoverkeer of maximaal inzetten op aanpassing van de vervoerswijzekeuze? Voor het aspect verkeer zal een programma opgesteld moeten worden. Waarin we duidelijke analyses en keuzes maken hoe we om willen gaan met verkeer en mobiliteit.
- Hinder: door groei ontstaat meer hinder, met name op het gebied van geluid en luchtkwaliteit. De landelijke situatie bepaalt voor een groot deel de luchtkwaliteit. Alleen met landelijke, gezamenlijke aanpak kunnen we die verbeteren. Soms kan groei ook een verbetering bewerkstelligen zoals de investering in geluidsschermen ten behoeve van nieuwe woningen waar ook de bestaande inwoners van profiteren.
- Klimaat, water, biodiversiteit en energietransitie: groei geeft lokaal aandachtspunten ten aanzien van klimaat, water, biodiversiteit en energie. Stadsbreed zijn er vooral kansen. Dat is te zien in de ‘visie op het groenblauwe eiland’. Stikstof is en blijft de komende jaren aandachtspunt voor ruimtelijke ontwikkelingen.
De doelen zijn in deze omgevingsvisie op hoofdlijnen beschreven en worden verder uitgewerkt. Door de omgevingswet beschikt het college van burgemeester en wethouders over de mogelijkheid om uitwerking vorm te geven in programma’s. In deze omgevingsvisie geeft de gemeenteraad aan waar nadere uitwerking in een programma plaats moet vinden, welke doelen bijvoorbeeld meer prioriteit hebben, en/of welke aandachtspunten daarbij in het bijzonder van belang zijn.
De gemeente kan de kaders opnemen in het omgevingsplan. Op die manier stelt de visie niet alleen ambities, maar waarborgt het de uitvoering van deze ambities ook. Door bijvoorbeeld een groennorm op te nemen in het omgevingsplan, waarborgen we de uitwerking van deze doelstellingen bij nieuwe ontwikkelingen. De doel- en gebied specifieke bevindingen uit dit rapport (zie bijlage 2) zijn verwerkt in de volgende hoofdstukken. De aandachtspunten uit dit leefmilieurapport krijgen in programma’s en andere uitwerkingen van deze omgevingsvisie verdere aandacht. In hoofdstuk 6 leest u op welke wijze monitoring plaats gaat vinden en volgens welk uitvoeringsprogramma.
Rollen
Voor de inzet van de verschillende instrumenten is het van belang welke rollen de gemeente wenst te vervullen. Om bepaalde doelen te bereiken is het soms nodig om actief te handelen, bijvoorbeeld bij de aankoop van grond. Om andere doelen te behalen is samenwerking nodig, zoals bij de bouw van woningen. Voor andere situaties is de samenleving aan zet. De rol die de gemeente aanneemt kan veranderen gedurende processen. Vaststaat dat de gemeente het niet alleen kan en de samenwerking met de samenleving zoekt. Dat geldt andersom uiteraard ook.
In deze visie onderscheiden we de volgende rollen:
- Kaderstellend (waaronder regulerend en instruerend). Dit is de meer traditionele rol, de gemeente geeft aan wat er (niet) mag en onder welke voorwaarden.
- Samenwerkend (waaronder regisserend en stimulerend).
- Ondersteunend (ook faciliterend).
- Overlatend aan de samenleving.
Eén van de vertrekpunten van de omgevingswet is vertrouwen. Vertrouwen tussen overheid en samenleving, vertrouwen tussen markt en overheid en tussen markt en samenleving. Het opbouwen van wederzijds vertrouwen kost tijd. Belangrijk daarbij is het geven van duidelijkheid in rollen en verwachtingen als gemeente en door het inzetten van participatiemogelijkheden.