Spring naar inhoud
Je bent nu op Home Systemen

Milieu systeem

Dordrecht hecht grote waarde aan een gezonde en veilige fysieke leefomgeving voor haar inwoners en bezoekers. Om dit te bereiken zijn drie milieutechnische onderwerpen van belang: geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Op de drie onderwerpen is in het kader van de omgevingswet beleid opgesteld. Hiervoor werkt de gemeente nauw samen met de Dienst Gezondheid en Jeugd, de GGD, de Veiligheidsregio en de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid. Het volledige beleid met betrekking tot milieu /externe veiligheid is te vinden in bijlage 5. In dit hoofdstuk geven we een korte samenvatting van de drie milieuaspecten. Daarnaast besteden we kort aandacht aan spoortrillingen, een relatief nieuw aspect binnen milieu en leefbaarheid.


Geluid

fig. 4.8 Geluid wegen en spoor cumulatief

Doelstelling

Het doel is het verbeteren van het akoestisch klimaat in Dordrecht. Dit betekent dat de situatie verbetert in bestaande situaties als dat nodig is. Dit betekent in bestaande situaties het heersende akoestische klimaat bij geluid belaste woningen verbeteren. Het is noodzakelijk dat we bij nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen de toekomstige bewoners beschermen tegen geluidhinder. Maar ook de huidige bewoners in de omgeving moeten beschermd worden tegen (een toename van) geluidhinder als gevolg van de beoogde ontwikkelingen.

fig. 4.9 Geluid industrie

Wat gaan we doen om dit te bereiken?

De huidige geluidaanpak staat centraal in het Actieplan Geluid 2018-2023 (vastgesteld sept 2019), dat het college verplicht is op te stellen in het kader van de Wet Geluidhinder. Aan de basis voor dit Actieplan Geluid staan de geluidbelastingskaarten 2016. Deze kaarten geven de akoestische geluidsituatie weer en hebben betrekking op omgevingslawaai van wegverkeer, railverkeer en omgevingslawaai afkomstig van de gezoneerde industrieterreinen. Uit de kaarten blijkt dat een groot aantal woningen te maken heeft met een (te) hoge geluidbelasting op de gevel als gevolg van verkeerslawaai van gemeentelijke wegen. In het Actieplan Geluid heeft het college een plandrempel van 65 dB vastgelegd. Boven deze waarde wil de gemeente maatregelen nemen om de geluidbelasting te verlagen. In totaal gaat het om 1.068 woningen. 


fig. 4.10 pandenkaart geluid lokale wegen 2017

De inzet van de gemeente richt zich enerzijds op de reductie van wegverkeerslawaai in meest brede zin (generieke maatregelen). Anderzijds op de aanpak van de plandrempel-overschrijdingen daar waar het kan. Daarbij willen we aansluiten bij bestaande programma's, plannen, projecten en nieuwe initiatieven zoals het (groot) onderhoud of herinrichting van lokale wegen. Dit biedt kansen voor verbetering van het akoestisch klimaat door het, waar mogelijk toepassen van stille verhardingstypen. 

Daarnaast ziet het college de komende jaren twee belangrijke opgaven in Dordrecht die van belang zijn voor het Actieplan Geluid. De bouw van circa 10.000 woningen en de energietransitie die uiteindelijk moet leiden tot een energieneutrale stad in 2050. Beide opgaven bieden kansen voor het verbeteren van het heersende akoestisch klimaat in Dordrecht.


Het is van belang om bij grote nieuwe ontwikkelingen een koppeling te leggen met de bestaande akoestische situatie. Verder is het belangrijk uit te gaan van een breder studiegebied in plaats van alleen het plangebied. Dit is mogelijk door de noodzakelijke verkeersonderzoeken uit te breiden tot een korte verkenning naar de geluidseffecten van de ontwikkeling. Dit inzicht geeft de mogelijkheid om eventueel noodzakelijke verkeersmaatregelen ook akoestisch vorm te geven. En geeft bovendien input voor het in de omgevingswet te introduceren instrument, waarbij we de emissie van lokale wegen elke 5 jaar in beeld moeten brengen en relevante toenames moeten onderzoeken op maatregelen.


Het aspect geluid is gekoppeld aan het beoogde woonmilieu. Daarbij is een tweedeling gemaakt tussen rustig groen en suburbaan wonen en stedelijk wonen en centrumgebied. Hieronder staan de hoofdlijnen.


Rustig groen en suburbaan wonen

  1. Voorkeursgrenswaarde per bronsoort op de gevel is uitgangspunt.
  2. Voorkeursgrenswaarde in groot deel op maaiveld in het openbaar gebied.
  3. Langs randen van rijkswegen, lokale wegen, spoorwegen en industrie- en bedrijventerreinen hogere geluidbelasting op de gevels van eerstelijnsbebouwing toelaatbaar onder de volgende voorwaarden:
    a. Uitgebreide afweging maken over doelmatigheid van bron- en schermmaatregelen.
    b. Voor geluidbelaste woningen:
    i. Geluidluwe zijde
    ii. Geluidluwe buitenruimte
    iii. Woningindeling aangepast op akoestische situatie
    iv. Binnenniveau voldoet aan nieuwbouweisen
    c. Afschermende werking voor achterliggend gebied, vanaf de tweede lijn voldoen aan de voorkeursgrenswaarde per bron.
  4. Dove gevels tot een minimum beperken.
  5. Cumulatie: wordt in beeld gebracht en het geheel moet leiden tot een akoestisch aanvaardbare situatie.

fig. 4.11 LM_rustig goen en suburbaan_20200713


Stedelijk wonen en centrumgebied

  • Hogere geluidbelasting op de gevel toelaatbaar, voor lokaal wegverkeer en railverkeer in beginsel tot 5 dB onder de maximale ontheffingswaarde.
  • Aandacht voor geluidluwe plekken in het openbaar gebied.
  • Voor geluidbelaste woningen:
    o Eenvoudige afweging gemaakt over doelmatigheid van bron- en schermmaatregelen bij lokale bronnen, uitgebreide afweging doelmatigheid bij rijksbronnen.
    o Geluidluwe zijde: geluidluw ter plaatse van te openen delen van geluidgevoelige ruimtes (slaapkamers en woonkamer).
    o Buitenruimte: geluidniveau tot 5 dB boven voorkeursgrenswaarde toelaatbaar (in combinatie met een voorwaarde van een tweede geluidluwe gemeenschappelijke buitenruimte).
    o Woningindeling aangepast op akoestische situatie.
    o Binnenniveau voldoet aan nieuwbouweisen.
  • Dove gevels toelaatbaar.
  • Cumulatie: wordt in beeld gebracht en het geheel moet leiden tot een akoestisch aanvaardbare situatie.

fig. 4.12 LM_centrumgebied en stedelijk wonen_20200713


En verder:

  • We rekenen per bronsoort.
  • We hanteren bovenstaande regels ook voor 30 km-wegen en vrijwillig gezoneerde bedrijventerreinen.
  • Bovenstaande regels zijn het uitgangspunt bij het beoordelen van plannen. Gemotiveerd afwijken is mogelijk.
  • Voor een goede ruimtelijke onderbouwing kijken we ook naar ander relevant geluid.
  • Voor een verdere uitwerking en toelichting verwijzen we naar het Beleid hogere grenswaarden Wet geluidhinder (2007).


Spoortrillingen

Spoortrillingen is een relatief nieuw aspect bij ruimtelijke ontwikkelingen. In Dordrecht is daar nog geen onderzoek naar gedaan en/of beleid voor ontwikkeld. In de omgevingswet en met name in het Besluit kwaliteit leefomgeving is dit wel voorzien. In het recent vastgestelde bestemmingsplan Amstelwijck is een regel over trillinghinder opgenomen. Deze regel is gebaseerd op de Handreiking Nieuwbouw en Spoortrillingen, waarbij in de planregels de onderzoekslast is neergelegd bij de ontwikkelende partij. Vooruitlopend op de inwerkingtreding van de omgevingswet en op het omgevingsplan, streven wij ernaar om het aspect spoortrillingen op vergelijkbare wijze mee te nemen bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen met trillingsgevoelige  gebouwen in de aandachtszone  (een zone van 100 meter aan weerszijden van het spoor) gericht op de spoorlijn Zwijndrecht – Lage Zwaluwe, de lijn waar het zwaar transport zich op concentreert.


Luchtkwaliteit

De belangrijkste bronnen van fijnstof zijn natuurlijke bronnen (zoals opwaaiend bodemstof), fijnstof dat afkomstig is uit het buitenland, het verkeer en de landbouw. De onderstaande figuren laten zien dat de concentratie fijnstof rondom de hoofd infrastructuur in Dordrecht zich rond de WHO-adviesnorm bevindt.


fig. 4.13 Luchtkwaliteit - Fijnstof huidig

fig. 4.14 Luchtkwaliteit - Ultrafijnstof huidig

Doelstelling

Dordrecht streeft naar een permanente verbetering van de luchtkwaliteit gericht op het behalen van de WHO advieswaarde voor schone lucht. 


De bescherming tegen schadelijke luchtkwaliteit is belangrijk voor de gezondheid en leefbaarheid van de stad. Daarnaast draagt de verbetering van de luchtkwaliteit bij aan herstel van de natuurwaarden in de Biesbosch. Binnen Dordrecht is de luchtkwaliteit niet slecht, maar er is ruimte voor verbetering en we moeten voortdurend alert zijn op mogelijke verslechtering. Er zijn twee hoofdbronnen die voor schadelijke uitstoot zorgen en verantwoordelijk zijn voor de luchtkwaliteit in Dordrecht: automobiliteit en de scheepvaart.

De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) stelt advieswaarden op voor luchtkwaliteit, die strenger zijn dan de Europese normen. Ons doel is om uiteindelijk aan deze advieswaarden van de WHO te voldoen. De advieswaarden richten zich op het reduceren van de fijnstofemissies. De maatregelen die noodzakelijk zijn om fijnstofreductie te bewerkstelligen dragen ook positief bij aan het reduceren van de stikstofemissies. Onderstaande figuren geven de ontwikkeling van de luchtkwaliteit weer tussen 2020 en 2030.

fig. 4.15 Luchtkwaliteit - Fijnstof toekomstig

fig. 4.16 Luchtkwaliteit - Ultrafijnstof toekomstig

Wat gaan we doen om dit te bereiken?

Dordrecht is medeondertekenaar van het Schone Lucht Akkoord. In dit akkoord is een programmatische aanpak voor het verbeteren van de luchtkwaliteit afgesproken. Deze aanpak richt zich op alle fijnstof veroorzakende bronnen. We hebben ons ook tot doel gesteld om in 2050 energieneutraal te zijn. Maatregelen op het gebied van energiebesparing  en luchtkwaliteit liggen veelal in elkaars verlengde. Met het uitvoeren van de energiestrategie ‘Drechtsteden energieneutraal 2050’ en de in het SLA genoemde maatregelen wordt een belangrijke stap gezet op weg naar het behalen van de WHO richtwaarden voor gezonde lucht.

fig. 4.17 Luchtkwaliteit - stikstofdepositie en relevante habitats


Externe Veiligheid

fig. 4.18 Externe veiligheid - bedrijven

Doelstelling

Absolute veiligheid is nooit haalbaar maar we beogen een transparante afweging te maken tussen veiligheid en andere maatschappelijke belangen. Waarbij we voor zover mogelijk risicobronnen en –ontvangers zo veel mogelijk van elkaar scheiden. Verder besteden we duidelijk aandacht aan het voorkomen en beperken van veiligheidsrisico’s, de zelfredzaamheid van mensen die aan deze veiligheidsrisico’s zijn blootgesteld en aan de mate waarin (de gevolgen van) eventuele incidenten beheersbaar zijn.

fig. 4.19 Externe veiligheid - transport

Wat gaan we doen om dit te bereiken?

Ruimtelijk

Op dit moment bestaat al wet- en regelgeving voor het combineren van risico veroorzakende activiteiten en ruimtelijke ontwikkeling. Daarin staan twee soorten risico’s centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Aanvullend hierop heeft Dordrecht samen met de veiligheidsregio in 2005 beleid opgesteld: het Toetsingskader externe veiligheid. Hierin is de voorgeschreven kwantitatieve risicobenadering aangevuld met twee kwalitatieve aspecten: beheersbaarheid en zelfredzaamheid. 


Wij borgen de externe veiligheid met in achtneming van de wijzigingen in de omgevingswet. Wij doen dit door aandachtsgebieden en voorschriftgebieden in het omgevingsplan op te nemen. Aandachtsgebieden zijn gebieden rond een activiteit met gevaarlijke stoffen waar binnenshuis dodelijke slachtoffers kunnen vallen door een incident met  gevaarlijke stoffen. Daarbij maken we onderscheid in drie mogelijke effecten van zo’n incident: hittestraling, drukgolf en gifwolk. 


Voorschriftengebieden zijn (delen van) aandachtsgebieden die we opnemen in het omgevingsplan. Hierbinnen nemen we in gebouwen aanvullende bouwtechnische maatregelen om personen te beschermen. Dat zijn maatregelen die zijn vermeld in het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) of het zijn gelijkwaardige effect-reducerende ruimtelijke maatregelen.


In bijlage 5 staat deze methodiek verder omschreven.


Lobby

Het verminderen van het vervoer van gevaarlijke stoffen door de stad is een belangrijk middel om de leefomgeving veiliger te maken.  De hiervoor noodzakelijke maatregelen zijn veelal zeer kostbaar  waar wij slechts via een gerichte lobby invloed op uit kunnen oefenen. 

Belangrijke maatregelen die de transportvolumes kunnen verminderen zijn: 

  • het spoedig realiseren van de Zuidwestboog bij Meteren. Deze boog maakt het mogelijk het goederentransport in de richting van Zuidoost Nederland af te wikkelen via de Betuweroute. De veiligheidswinst daarvan moet ten goede komen aan de Drechtsteden (en niet aan uitbreiding van de capaciteit van het vervoer van gevaarlijke stoffen);
  • maatregelen op het gebied van modal shift spoor-buis en spoor-water. Dit betreft met name modal shift maatregelen die betrekking hebben op het transport van brandbaar gas tussen  Vlissingen/Antwerpen en Chemelot (Zuid Limburg)/Duitsland. Deze maatregelen kunnen in potentie  het aantal brandbaar-gas-transporten door de stad sterk reduceren. Deze maatregelen zitten in de verkenningsfase;
  • infrastructurele maatregelen variërend van het aanleggen van nieuwe infrastructuur waardoor treinen Dordrecht niet meer hoeven te passeren of op een andere manier passeren tot het verplaatsen van het LPG aanlandingspunt naar Rotterdam waarna treinen direct de Betuweroute op kunnen. 


Geurhinder

Er is in deze omgevingsvisie niet apart aandacht besteed aan geurhinder. De huidige praktijk geeft daarvoor geen aanleiding. In de bestemmingsplannen is bij bedrijven- en industrieterreinen milieuzonering toegepast conform de systematiek van de VNG. Die systematiek gaat over het hanteren van afstand tussen mogelijk milieuhinderlijke bedrijfsmatige activiteiten en gevoelige functies in de omgeving daarvan. Daarbij is geur één van de beoordeelde aspecten.

Vragen?

Neem contact met ons op. Wij beantwoorden graag al uw vragen.

Contact

Deze website is gemaakt in opdracht van de gemeente Dordrecht.


Spuiboulevard 300
Telefoon: 14078

 omgevingsvisie@dordrecht.nl